Grieks vrouwenbeeld
- Datering: ca. 100 BCE
- Periode: Laat-Hellenistisch
- Plaats: Griekenland
- Collectie: Archeologie
Wie heeft dit beeld gemaakt?
Over Griekse beeldhouwers is er weinig bekend. In het beste geval kennen we hun namen door signaturen in inscripties of via overgeleverde teksten. Over de maker van dit beeld weten archeologen en kunsthistorici niets. De marmersoort, de stijl en de bewerkingssporen wijzen erop dat het beeld misschien afkomstig is van een atelier in of rond Athene, of vanop de Cycladen (eilandengroep in de Egeïsche zee).
Wat toont dit beeld?
Vermoedelijk staat hier een godin. Haar bovenlichaam en armen ontbreken, net als het voorwerp dat ze draagt. Ook de sokkel, die vaak de naam van de afgebeelde bevatte, is verdwenen. Daarom is het moeilijk om haar te identificeren. Een sterfelijke vrouw is het vermoedelijk niet, want die werden meestal in levensgroot formaat gebeeldhouwd.
Waar komt dit beeld vandaan?
Het is mogelijk dat dit beeld oorspronkelijk in een nis of voor een muur heeft gestaan, want de achterkant is grotendeels onbewerkt. Op het Griekse eiland Delos hebben archeologen veel gelijkaardige beeldhouwwerken teruggevonden in huiskapellen van woningen. Veel van deze huizen werden gebouwd rond 100 v.C., ook de periode waarrond dit vrouwenbeeld gemaakt werd.
Hoe komt dit beeld in de collectie van het Gents Universiteitsmuseum?
In 1821 kocht de reder Jean Baptiste De Lescluze (1780-1858) dit vrouwenbeeld in Piraeus (Griekenland). Hij dreef daar, in opdracht van Koning Willem I (1772-1843), handel met het Ottomaanse Rijk waar Griekenland toen deel van uitmaakte. Zijn vriend en Gentse cultuurminnaar Lieven De Bast (1787-1832) zorgde ervoor dat het beeld in de Archeologische Collecties van de Gentse Universiteit terecht kwam.
Waarom is dit beeld zo beschadigd?
In 391 verbood de Romeinse keizer Theodosius het veelgodendom. Hij erkende slechts het christendom. Tempels werden gesloten en veel godenbeelden werden beschadigd, gesmolten of tot gruis geslagen. De brokstukken gebruikten de Romeinen voor de oprichting van nieuwe gebouwen. Zo zit in het metselwerk van latere constructies een massa aan Griekse beeldhouwkunst vervat. De sporen van witte kalk, waarmee muren van huizen en kerken werden opgefrist, verklappen dat dit beeld misschien ooit ook dit lot onderging.